|
||||||||
|
Het moet met Tomas de Perrate zo’n beetje gegaan zijn zoals met Obelix: die viel als baby in een vat toverdrank, die hem over eindeloze krachten liet beschikken, terwijl Tomas geboren werd en opgroeide in een familie waar de flamencomuziek letterlijk ingeademd werd. Hij is de achterkleinzoon van Manuel Torre, de zoon van het papa Perrate de Utrera en de neef van Maria “La Perrata” en het laat zich dus raden dat de man -nu een jonge zestiger- van kindsbeen af in de flamenco ondergedompeld werd en toch duurde het tot de jongste eeuwwisseling, voor Tomas, die twintig jaar lang als kapper aan de kost kwam, voor het eerst in het publiek ging zingen. Naar eigen zeggen duurde het zo lang, omdat hij ervan overtuigd was dat hij nooit echt in de voetsporen van z’n overgrootvader of zijn tante zou kunnen treden. Tomas was wel met muziek bezig, maar dan als drummer in een rockband. Toen de familiegemeenschap in 1999 een Kerstplaat zou opnemen en een paar van de mensen die toegezegd hadden, niet kwamen opdagen, kreeg de broer van Tomas hem zo ver, dat hij toch aan het zingen sloeg. Dat viel reuze mee, ook voor hemzelf en vanaf toen werden de eerste schuchtere stapjes op kleine podia gezet en al snel volgde een heuse stroomversnelling, die onze man tot op de grootste flamenco-festivals bracht. Daar volgden dan weer uiterst positieve perscommentaren op en in 2004 werd een CD opgenomen in familieverband: “Utrera Flamenca” sloeg flink aan en de carrière was gelanceerd. Tomas werd overal gevraagd vanwege zijn volkomen aparte manier van zingen en er volgden nog enkele platen, “Perraterias” uit 2005, waarmee hij later de Antwerpse Singel zou aandoen en “Infundio” uit 2011. Toen werd het echter plots heel stil rond Tomas en het duurde een dikke tien jaar voor Raül Refree hem ervan kon overtuigen om deze “Tres Golpes” ‘“drie slagen”) te gaan opnemen en ik moet zeggen dat dit een plaat is, waarvan je ongewild met de ogen gaat knipperen: dit is flamenco van een volslagen nieuwe soort, flamenco 2.0, zo u wil: heel theatraal, heel sober gearrangeerd en niet, zoals het cliché het wil, enkel maar het toneel voor razendsnel gitaarspel. Nee, hier staan de stem, de dictie en vooral de frasering centraal en die leveren een heel bijzondere plaat af. Ik heb geen idee wie de begeleiders zijn, maar deze plaat weet een uur lang moeiteloos te boeien, precies door de ultra accurate dosering van de klassieke elementen. Fandango, toná, jácara, soleá, bulerías…al die klassieke dingen zitten in de muziek van deze plaat, maar dan op zo’n uitgepuurde manier, dat het precies de soberheid in aanpak is, die van deze schitterende plaat een soort mijlpaal zou kunnen maken, waarmee de flamenco werkelijk de eenentwintigste eeuw wordt ingedragen en de deur wagenwijd opengooit voor hele generaties nieuwe luisteraars, die graag liefhebbers van dit bijzondere genre zullen worden. Meesterlijke plaat, punt uit! (Dani Heyvaert)
|